woensdag 15 september 2010

Wat verraden de brieven van D.U.A. (2) – De duimschroeven

De brieven van de mysterieuze D.U.A., wellicht Arsène Goedertier, behoren tot de weinige betrouwbare getuigenissen in deze zaak. Maar verraden ze ook iets over de afperser? In de tweede brief draait D.U.A. de bisschop fluwelen duimschroeven aan. (Onderaan vindt u de volledige versie van de brief.)

Op de eerste brief van D.U.A. hadden bisschop en gerecht afwijzend gereageerd. "D.U.A. voorstel overdreven", hadden ze in La Dernière Heure van 14 en 15 mei 1934 laten publiceren, verborgen tussen de zoekertjes. Enkele dagen later, op 19 mei, arriveert de tweede brief. Die was nu afgestempeld in Brussel. Antwerpen, Brussel: D.U.A. is duidelijk een mobiel persoon.

De bisschop krijgt nog vijf dagen om te antwoorden (al vergeet D.U.A. het woord "réponse" te schrijven, een fout in een toch wel heel belangrijke zin). Als hij dan niet op zijn eisen ingaat, zal D.U.A. hem "enkele afgesneden stukken" van Johannes de Doper toesturen. Over het losgeld valt niet te onderhandelen. En geheimhouding blijft cruciaal. Haast blijft geboden want "elke gepasseerde dag [vermindert] de middelen om de voorwerpen te conserveren." Op een tweede blad kent D.U.A. de bisschop een commissie van 5 procent toe.

Het valt meteen op dat D.U.A. dezelfde plechtige, beleefde toon uit de eerste brief aanhoudt, ondanks de weigering van de bisschop. De gezwollen frases zijn niet te stelpen, de tweede brief is bijna even lang als de vorige.

Maar de inhoud wordt venijniger. D.U.A. draait de duimschrijven aan. Hij dreigt Johannes de Doper te verminken. In de eerste brief kreeg de bisschop nog twee weken, nu nog maar vijf dagen – het geduld raakt op. Opvallend: het is Johannes de Doper waarvan hij stukken wil snijden, niet De Rechtvaardige Rechters. Misschien omdat hij wil beginnen met het volgens hem minst waardevolle paneel (zie eerste brief). Maar het is ook mogelijk dat hij op dat moment niet meer bij De Rechtvaardige Rechters kan, en na die fameuze zin in de eerste brief (dat "de plaats waar het kostbaarste van de twee werken rust, inderdaad slechts door EEN persoon gekend is") is dat niet onwaarschijnlijk.

In de eerste brief waren de dreigementen nog vaag, nu is D.U.A. zeer concreet. Maar hij wacht met de duimschroeven tot het einde: net zoals in de vorige brief wil hij blijkbaar eerst op de bisschop inpraten en denkt hij dan pas aan dreigen. In begin van de brief dreigt hij wel even, maar in bedekte termen: elke dag uitstel "[vermindert] de middelen om de voorwerpen te conserveren". Dat is een echo van de voorlaatste paragraaf uit de eerste brief ("elke verloren dag verhoogt het gevaar op beschadiging van de schilderijen"). Opnieuw bouwt D.U.A. een tussenstap in: de beschadiging gebeurt niet automatisch, alleen het gevaar verhoogt, de middelen om het gevaar te bezweren verminderen. Het is hier wel iets actiever geformuleerd: iemand heeft voorlopig nog de middelen om De Rechtvaardige Rechters te vrijwaren.

In de vorige brief formuleerde D.U.A. drie dreigementen, nu voegt hij daar een vierde aan toe. Als iets uitlekt over de onderhandelingen "[kunnen] mensenlevens ervan afhangen." Een verwijzing naar de "verschrikkelijke mogelijkheden" als gevolg van het feit dat slechts één persoon de bergplaats van De Rechtvaardige Rechters kent? D.U.A. is hier in elk geval zeer concreet: er dreigt levensgevaar voor een of meerdere personen. Maar tegelijk is hij zeer vaag: hoe kan het uitlekken van de onderhandelingen leiden tot de dood van iemand? En weer die tussenstap. Hij schrijft niet: er hangen mensenlevens van af. Wel: er kunnen mensenlevens van afhangen.

Een van de meest frapperende zaken in deze tweede brief vind ik iets wat lijkt te ontbreken. Het grote dreigement in de eerste brief – hij begint er zelfs mee – is dat slechts één persoon de bergplaats van De Rechtvaardige Rechters kent ("Daar heeft u de enige zaak die u moet interesseren, want ze draagt verschrikkelijke mogelijkheden in zich.") In de tweede brief geen enkel spoor van dat dreigement.

De duimschroeven maken indruk. Maar wie goed leest, ziet dat D.U.A. zijn eigen positie ondergraaft en zich al meteen in allerlei bochten te gaan wringen: hij probeert het njet van de bisschop te omzeilen door te zeggen dat het niet duidelijk genoeg is. Welk voorstel vindt de bisschop overdreven: het losgeld of de seponering? Alsof D.U.A. de bisschop meteen het voordeel van de twijfel wil geven en de uitvoering van de dreigementen uit de vorige brief nog even op zak houdt. Alsof hij niet durft te doen waarmee hij dreigt. De "automatische vernietiging" bij weigering door de bisschop is hier veraf. De tussenstappen waar we het daarnet over hadden, wijzen ook in die richting. De duimschroeven zijn met fluweel bekleed.

D.U.A. zet het commerciële taalgebruik uit de eerste brief verder. Daarin suggereerde hij al dat hij geen dief was en eiste hij niet de betaling van 1 miljoen. Nee, D.U.A. "beschikte" enkel over de panelen en hij vroeg om een "gratificatie", een bonus, een beloning, van 1 miljoen "ter beschikking te stellen" na "aflevering" van het eerste paneel. Hier zegt met zoveel woorden dat hij de afpersing "bijna als een commerciële zaak" behandelt", rekent hij de bisschop voor dat de "commissie" slechts 5 procent bedraagt van de werkelijke waarde van elk van de panelen afzonderlijk (hier spreekt D.U.A. zichzelf even tegen want volgens de eerste brief is De Rechtvaardige Rechters kostbaarder dan Johannes de Doper) en kent hij de bisschop zelfs een "bonus", een "commissie" van 5 procent toe. D.U.A. stipt even aan dat de gestolen panelen "inderdaad aan derden toebehoren." Men ging er toen van uit dat de panelen eigendom waren van de Belgische staat, al bestond daar discussie over. De onderliggende gedachte lijkt hier: wij zijn beiden geen eigenaar van de panelen, we hebben beiden recht op een commissie van 5 procent voor ons aandeel in de zaak.

Dat commerciële taalgebruik kan wijzen op cynisme bij D.U.A. Maar het past evengoed in de ontwijkende manoeuvres die D.U.A. voortdurend uitvoert. De afperser durft niet te zeggen waar het op staat. We zagen in dat verband al de gezwollen frases, het uitstel van de dreigementen tot het einde van de brief, de formulering met tussenstappen en het voordeel van de twijfel die hij de bisschop gunt. Zelfs de meest dreigende zin, die over de afgesneden stukken van Johannes de Doper, heeft veel weg van een hink-stap-sprong: "zullen wij ons verplicht zien", "ten einde (u) aan te zetten tot de oplossing", "wij zullen nadien zien of er aanleiding is om in die zin voort te gaan."

D.U.A. noemt de diefstal van de Lam Godspanelen "de grootste zaak die bekend is in dit genre." Dit kan bedoeld zijn om de bisschop nog meer onder druk te zetten: de zaak krijgt ruime aandacht in binnen- en buitenlandse kranten, als de bisschop niet ingaat op de eisen, zullen de kranten hem aan de schandpaal nagelen (zie brief 1: "We weten al te goed dat de artistieke en wetenschappelijke wereld zich zou oprichten van verontwaardiging.") Maar met zo'n omschrijving zet D.U.A. natuurlijk ook een flinke pluim op zijn eigen hoed.

Tot slot nog een interessant detail in de tweede zin: "U zult zeker voorzien hebben dat…" D.U.A. is overtuigd van de intelligentie van de bisschop ("komaan, monseigneur, een verstandig man als u weet toch dat…"). Hij klinkt zelfs zeer overtuigd, iets verderop heeft hij "de vaste overtuiging dat u ertoe zult worden gebracht onze voorwaarden integraal te aanvaarden." In de eerste brief had hij ook al zoiets gezegd: "Als u onze voorwaarden aanvaardt, iets waaraan we niet willen twijfelen (…)." Kent hij de bisschop dan persoonlijk?

Monseigneur,

Wij hebben zopas kennis genomen van uw antwoord via de krant. U zult zeker voorzien hebben dat het ons slechts weinig dichter bij de oplossing zou brengen, helemaal uit het oog verliezend dat elke gepasseerde dag de middelen vermindert om de voorwerpen te conserveren.

De voorgestelde voorwaarden bevatten twee duidelijk verschillende delen: de commissie en de definitieve seponering van de zaak. Uw antwoord laat de deuren wijdopen voor beide kwesties. Wij willen geloven dat het in hoofdzaak het bedrag van de commissie is dat u overdreven vindt. Laten wij dus met dit interessante punt beginnen.

Onze aanspraken komen nauwelijks aan 5 procent van de waarde van de twee panelen afzonderlijk genomen. Maar hun waarde wordt meer dan dubbel zo hoog door het feit dat ze bij hun terugkeer het veelluik tot een ongeëvenaard geheel zouden vervolledigen. Ook mag u niet uit het oog verliezen dat de voorwerpen waarover wij onderhandelen de kostbaarste zaken vormen die op de wereld bestaan. En het is duidelijk dat wij ons allen rekenschap moeten geven van die waarheid. En in naam van die zaak hebben wij de vaste overtuiging dat u ertoe zult worden gebracht onze voorwaarden integraal te aanvaarden, want ze zijn helemaal niet overdreven in vergelijking met wat wij u zullen aanbieden. Wij kunnen dus helemaal niet terugkomen op het voorgestelde bedrag en u zult groot ongelijk hebben langer uitvluchten te zoeken.

Wij stellen er prijs op dat niets ooit uitlekt van onze betrekkingen, mensenlevens kunnen ervan afhangen en het is daarom dat wij de definitieve seponering van de zaak eisen.

Wij zullen nog vijf dagen wachten, om uw te lezen op onze eerste voorstellen (sic). Eenmaal deze termijn gepasseerd, zullen wij ons verplicht zien – ten einde (u) aan te zetten tot de oplossing – u enkele afgesneden stukken van de Sint-Jan te zenden en wij zullen nadien zien of er aanleiding is om in die zin voort te gaan. Er is geen andere uitweg.

Wij durven u dus aan te sporen opnieuw stappen te doen bij de bevoegde autoriteiten. Er zal hen moeten worden aangetoond dat wij alleen een vlugge en definitieve oplossing aanbrengen voor de grootste zaak die bekend is in dit genre en dit tegen een in verhouding minieme commissie.

Wij wachten op uw antwoord langs dezelfde weg, binnen vijf dagen vanaf de ontvangst van deze brief.

Ondertussen bieden wij u, Monseigneur, de verzekering van onze bijzondere hoogachting aan.

D.U.A.


(tweede blad)

Monseigneur,

Aangezien wij deze zaak bijna als een commerciële zaak behandelen, en de voorwerpen inderdaad aan derden toebehoren, is het maar rechtvaardig u een bonus toe te kennen , een commissie van 5 procent, waarover u vrij kunt beschikken.

D.U.A.

Sinds 8 september 2010 leggen we enkele maanden lang de afpersingsbrieven van D.U.A. onder de loep. Het volgende bericht verschijnt op 22 september 2010.


2 opmerkingen:

Harry Cuypers zei

De tweede van een reeks theatrale brieven. Zoals je zelf reeds ongeveer schreef Rudy, is het allemaal nogal tweeslachtig. Dreigen maar terwijl ook smeken, wat voor mij duidelijk is en zal blijven is dat DUA aan de RR niet meer aan kan. Waarschijnlijk om alle links naar zijn persoon te vermijden heeft hij het paneel verborgen op een plaats waar het simpel kan opgehaald worden. Want hij hoopte en verwachtte dat het Bisdom vlug zou betalen. En toen liep het fout. En dan begon de Tantaluskwelling. De verdere brieven bewijzen het alleen maar.

Rudy Pieters zei

Daar valt weinig of niets tegen in te brengen, Harry.